1. Grondbegrippen; Westers dualisme
Als je gaat nadenken over de essentie van de werkelijkheid, dan is het
belangrijk om eerst goed na te denken over goed passende grondbegrippen,
woorden dus die alle aspecten van de werkelijkheid kunnen beschrijven, de
materiële en de niet-materiële kenmerken. Die grondbegrippen moeten
eigenlijk werken als een soort zeef; alles moet er doorheen slippen, behalve de
essentie.
Eigenlijk is vinden van goede grondbegrippen op zich al begrijpen, een flink
stuk zelfs van het totale begrip volgens mij.
In het Westen is ons uitgangspunt dan vaak een denken in tegengestelde
categorieën. Iets is ofwel dood ofwel levend, ofwel organisch ofwel
anorganisch, ofwel fysiek ofwel niet-fysiek, ofwel man ofwel vrouw enzovoort.
En in de filosofie is het dan ofwel materie ofwel idee, ofwel object ofwel
subject, ofwel lichaam ofwel geest. We letten dan eigenlijk vooral op de
verschillen, en dus minder scherp op de overeenkomsten.
Die Westerse grondbegrippen sluiten elkaar dan uit. Het ene grondbegrip kan
zelfs (deels) worden gedefinieerd als de ontkenning van het andere grondbegrip;
idee = niet-materie, lichaam = niet-geest, hersenen = niet-geest, geest =
niet-fysiek. En dan begin je met een kloof aan te brengen, zodat het moeilijk
wordt die kloof later weer te overbruggen. Het is als beginnen aan twee
verschillende gebouwen om dan later te proberen er weer één
gebouw van te maken. Echt helemaal lukken zal dat dan niet, want je blijft met
die twee verschillende fundamenten zitten.
2. De drie-eenheid van
vorm-passen-vorm
Ik zie geen dualiteiten of twee-eenheden in de werkelijkheid maar in plaats
daarvan drie-eenheden als bout-schroeven-moer, proton-Elektra-elektron,
man-Eros-vrouw, schoen-passen-voet, voet-lopen-weg, boot-drijven-water,
bloem-schijnen-zon, oog-zien-plaatje, oor-horen-muziek,
hersenen-beseffen-wereld enzovoort. Twee vormen met een (mogelijke) werking er
tussen en die werking is altijd een passen van vormen bij elkaar.
De twee vormen zijn dan verschillend, maar ook hetzelfde. Je kan dan altijd het
bout-moer stel (drie-eenheid) in gedachten houden, en de drie-eenheden
proton-Elektra-elektron, man-Eros-vrouw en bout-schroeven-moer symboliseren dan
de gehele werkelijkheid, natuur, leven en onze cultuur.
Vormen en passen van vormen, passende vormen dus, dat zijn mijn
grondbegrippen. Elk ding en elke gebeurtenis in de werkelijkheid kan worden
beschreven in termen van vormen en passen van vormen. De buitenwereld is vormen
en passen van vormen. De natuurkrachten bijvoorbeeld en ook de levenskracht
spelen allemaal als een passen van vormen, als een relateren. En boomwortels
passen in de grond, de bladeren bij lucht en licht, de bloem is eigenlijk een
schotelantenne die als vorm past bij de vorm van licht, vissen passen als
gegoten in het water, de vogelvleugel past bij de lucht waarop hij drijft,
water past in de beddingen enzovoort. Vormen die door de aard van hun vorm
passen bij andere vormen, dat zien we overal.
Ons relateren met die buitenwereld, dus zien, horen, ruiken, proeven, eten,
drinken, ademen, lopen enzovoort is ook een passen van vormen. Onze ogen passen
bij het licht, onze oren passen bij geluid, onze longen bij de lucht, onze
voeten bij de grond enzovoort. Leven is altijd een passen van vormen. Sterven
is het einde van dat passen.
En de activiteiten binnen ons lichaam, inclusief zenuwen en hersenen, spelen
ook als een passen van vormen, bloed past in aderen, voedsel in onze maag,
beenderen passen in gewrichten, signalen in zenuwen, herinneringen passen in
hersenen enzovoort. Uiteindelijk stuiten we altijd op chemie en
elektro-magnetisme als passen van vormen. Uiteindelijk stuiten we altijd op de
proton-Elektra-elektron drie-eenheid.
Zo'n drie-eenheid als geheel is dan vaak weer een van de partners in een
drie-eenheid op een meer oppervlakkig niveau zoals proton-Elektra-elektron
drie-eenheden (atomen) partners zijn in moleculen, en zoals de as-rollen-naaf
drie-eenheid als wiel past in de wiel-passen-vork drie-eenheid, en zoals de
mens-passen-fiets drie-eenheid partner is in de fietser-fietsen-weg
drie-eenheid.
Dus de twee-eenheden, polariteiten of dualiteiten die we overal zien, zijn
eigenlijk drie-eenheden, vorm-passen-vorm drie-eenheden. De duo's zijn
eigenlijk trio's. Het zijn niet zomaar vormen, maar passende vormen, partners
in één werking. De partners zijn als de twee uiteinden van een
lijn; er is dan eigenlijk alleen maar die lijn, een eindige lijn met daarom
twee uiteinden. Er is slechts één werking. Een omvatten en omvat
worden, dat zien we dan vaak. Het elektron omvat het proton zoals de moer de
bout omvat en zoals het eitje het zaadje omvat en de vrouw de man, en later het
kind.
Dus ik heb het niet over dingen met een vorm, maar slechts over vormen. Zit er
iets als materie binnen de vormen? Volgens de natuurkunde, die gebaseerd is op
feiten, is materie slechts een vorm van energie, en energie is ruimte-tijd
beweging. Massa kan veranderen in licht-energie volgens E = mc2, en
licht is slechts vorm; het heeft in elk geval geen massa, en materie bestaat
daarom niet echt objectief. Materie is slechts een verschijningsvorm van
energie.
Maar er is in elk geval vorm, want zelfs het niet-materiële licht heeft
een vorm, van een golf. Dus met vorm bedoel ik niet alleen maar concrete vormen
maar ook meer abstracte vormen als lucht, water, licht, aarde, geluid, smaak,
reuk en zelfs temperatuur als vorm; de vacht van een ijsbeer past perfect bij
de (vorm van) kou.
Zelfs onze geest heeft een vorm, en kan ook worden gevormd door opleiding en
ervaringen. Als je de Chinese tekens niet kent, dan past jouw geest niet bij de
vorm van de Chinese taal. Maar nadat je de echte vormen hebt geleerd waarnaar
die tekens verwijzen, heeft je geest een nieuwe vorm die nu ook past bij de
Chinese taal.
Passende vormen, dat zien we overal. Als het passen zichtbaar is, zoals de moer
om de bout, dan begrijpen we gemakkelijk die werking, dus het idee van de
schroefdraad. De vormen van proton en elektron echter, kunnen we niet zien, en
we kunnen er ons op dit moment ook nog geen voorstelling van maken. Maar
Elektra speelt in elk geval als een passen van vormen, net als leven en Eros.
En een elektron is in elk geval een omvattende vorm, terwijl het proton wordt
omvat. Dus we begrijpen er wel iets van, maar niet alles. We kunnen ons nu
eenmaal niet alle vormen en passen van vormen voorstellen die de natuur
gebruikt; we zijn daar in zekere zin te oppervlakkig voor, te groot ook.
Als je drie-eenheden ziet in plaats van dualiteiten, dan is er geen kloof meer
tussen bijvoorbeeld man en vrouw maar in plaats daarvan een brug. De man is ook
de vrouw, heeft de vrouw nodig om man te kunnen zijn, zoals een moertje geen
moer meer is maar hooguit nog een ring als er geen schroefbouten zouden
bestaan.
Je ziet een verschil in vorm dan maar een eenheid in de werking. En het
draait altijd om de werking. Het is om de werking dat je een bout-moer stel
koopt en niet vanwege het materiaal. Zouden de twee partners aan elkaar
gesmolten zijn, dus zonder mogelijke werking ertussen, dan kocht je dat ding
niet, dan zou het niet eens een bout en moer zijn maar zomaar een stuk
nutteloos materiaal. Het draait altijd om de werking, het immateriële
passen, de relaties in de natuur.
In dat passen van vormen spelen alle werkingen van de werkelijkheid als rollen,
drijven, vliegen, zwemmen, duiken, smelten, verwarmen, branden, exploderen,
openen, wortelen, groeien, lopen, zitten, slapen, wassen, fietsen, ademen,
leven, Eros, chemie, Elektra, maar ook zien, horen, ruiken, proeven, voelen en
zelfs begrijpen. Het zijn allemaal verschillende werkingen, maar ze hebben alle
één aspect gemeen, ze spelen alle als een passen van vormen.
3. Passen als feit; idee als
vorm
In de Westerse filosofie maken we een onderscheid tussen de fysische feiten in
de buitenwereld (inclusief lichaam en brein) en de niet-fysische mentale
beelden in onze geest. Fysische feiten zijn materiële feiten in onze
Westerse materie-idee kijk, of als het om gebeurtenissen gaat op zijn minst
gedeeltelijk materieel. De bout is een feit, de moer is een feit, het werkende
bout-moer koppel is ook een fysisch feit.
Maar hoe zit het met het passen zelf, het schroeven zelf, dus met het idee van
de schroefdraad dat in de leegte speelt? Dat niet-materiële passen is zelf
ook een fysisch feit, zoals het niet-materiële veld van licht een fysisch
feit is, en zoals de immateriële levenskracht een fysisch feit is. Het
verschil tussen een dood lichaam en datzelfde lichaam in leven is een
niet-materieel verschil. Maar leven is natuurlijk wel een fysisch feit, het is
een passen van vormen, een relateren. Ik zeg niet dat we leven nu begrijpen, ik
zeg alleen dat leven speelt als een passen van vormen, als Eros en Elektra. En
dat niet-materiële passen is een fysisch of fysiek feit.
Er bestaan ook puur immateriële feiten in de werkelijkheid en deze niet
materiële feiten zijn zelfs van fundamenteel belang. Alles draait om die
werkingen.
Denk bijvoorbeeld aan een fiets, of aan een lichaam als machine. Veronderstel
dat je een fiets uit één stuk materiaal maakt, een standbeeld van
een fiets. Het is dan heel goed mogelijk om dat standbeeld er als een echte
fiets te laten uitzien. Maar het is natuurlijk geen echte fiets omdat het ding
niet werkt.
Om er een echte fiets van te maken, moet je heel wat leegtes in dat standbeeld
creëren, leegtes met allerlei verschillende vormen, leegtes in de vorm van
schroefdraden tussen bouten en moeren, in de vorm van lege buizen tussen assen
en naven en rond de trapas en in de stuurbuis enzovoort. Die lege 'onderdelen'
zijn zeer essentieel, omdat het altijd om de leegte draait.
Alleen als er leegte is, is een passen mogelijk, een werking. Stel dat er
alleen maar neutronen in de kosmos waren? Van neutronen kan niets worden
gemaakt behalve een grote massa zonder karakter of kwaliteit. Eerst moet de
eenheid worden gesplitst in twee tegenpolen, een proton en een elektron met een
werking ertussen. Dan wordt creëren mogelijk. Dus die immateriële
feiten zijn zeer noodzakelijk.
Dus alhoewel die lege onderdelen, de werkingen, niet materieel zijn, hebben ze
desalniettemin wel een vorm zoals het idee van de schroefdraad een vorm is, en
zoals het immateriële veld van licht een vorm heeft, een golflengte op
zijn minst. Of denk aan rollen in het algemeen? Is dat niet-materiële
rollen niet een vorm, verschillend van de vormen vliegen, drijven, vallen,
exploderen enzovoort? Al die werkingen zijn passen van vormen, maar
verschillende vormen van passen omdat er vele verschillende vormen bestaan.
Dus er zijn eigenlijk alleen maar vormen in de werkelijkheid, dynamische vormen
(werkingen) en statische vormen (de dingen). Materie = statische vorm, idee =
dynamische vorm. Binnen grotere stukken materie zien we overigens ook weer een
dynamisch passen, en uiteindelijk stuiten we altijd op de
proton-Elektra-elektron drie-eenheid. Uiteindelijk ontdekken we zelfs dat er
feitelijk geen statische vorm bestaat. Wat we statisch noemen is slechts een
statische verschijningsvorm voor een tijdje.
Dus niet alleen de objectieve materiële vormen maar ook de
niet-materiële werkingen die tussen die vormen spelen, zijn fysische
feiten. Er bestaan relationele fenomenen in de werkelijkheid en die
immateriële relaties als leven, Eros en Elektra zijn natuurlijk fysische
feiten, zoals elk passen van vormen een natuurkundig feit is.
4. Het passen van vormen als geest van de
natuur
Als we het hebben over een idee, het idee van de schroefdraad, het idee van de
schoen of fiets, dan hebben we altijd passen van vormen in gedachten. Het
passen is zelfs het wezen van de schoen, het hele idee erachter, en
hetzelfde is waar voor de stoel, het bed, de fiets enzovoort. En ook als we het
hebben over geest, de levensgeest, de geest van de techniek, hebben we een
passen van vormen in gedachten.
Als je een fiets uit elkaar haalt, zie je drie-eenheden als
bout-schroeven-moer, as-rollen-wiel, ketting-passen-tandwielen enzovoort. Dat
passen is dan de geest van bout en moer of wiel en as, de betekenis, het idee,
het doel, de waarde, de kwaliteit. En die fiets als geheel past precies bij
onze lichaamsvorm, aldus de drie-eenheid fietser-fietsen-weg of
mens-passen-fiets vormend. Dat passen als vervoermiddel bij de mensvorm is dan
de geest van de fiets, de gedachte of het idee erachter.
Dus geest en ideeën spelen als feiten in de werkelijkheid, in de
werkingen, altijd als een passen van vormen. En door de vormen met je handen te
betasten, een bout bijvoorbeeld en een perfect passende moer, kun je zelfs die
geest voelen en grijpen, kwaliteit ook vatten. Dus geest is ook een fysisch
feit, een niet-materieel feit, echter wel met een vorm.
Deze tekst bestaat ook uit vormen, lettervormen, of klankvormen als je ze
uitspreekt, en de geest van deze tekst is daarom ook gelegen in een passen van
vormen bij elkaar, en passen bij de dingen en gebeurtenissen die ze beschrijven
ook. Die lettervormen moeten natuurlijk ook bij onze kennis passen, de vorm van
ons verstand, maar taal leren is ook zien dat vormen bij elkaar passen.
We zien de ronde open klinker in de letter O, de scherpe sissende medeklinker
in de S en daarom begrijpen we SOS en alle andere woorden. We moeten dan
natuurlijk wel eerst de betekenis van het woord SOS leren of de betekenis van
Chinese 'letters' of karakters, maar dat leren is ook zien dat vormen bij
elkaar passen.
In China tekenen ze de dingen in de taal, in het Westen tekenen we de geluiden
die we gebruiken wanneer we over dingen spreken. En er zijn duizenden
verschillende dingen maar slechts ongeveer 25 verschillende klanken die we
gebruiken om die dingen te benoemen. Dus onze Westerse taal is eigenlijk
slimmer, maar ook abstracter. Chinees leren is zien dat vormen bij elkaar
passen, maar onze abstracte Westerse taal leren is dat ook.
We zien dat medeklinkers de klinkers omvatten in een woord, dat zelfstandige
naamwoorden de werkwoorden omvatten in een zin. Dus de structuur van de
werkelijkheid, vorm-passen-vorm of vorm-werking-vorm, vinden we terug in de
taal als de naamwoord-werkwoord-naamwoord structuur. En ken je dan de 500 meest
gebruikte naamwoorden en de 50 meest gebruikte werkwoorden, dan kom je een heel
eind. Hoeveel verschillende woorden heb ik echt nodig om dit artikel te
schrijven, of elk ander artikel? Taal speelt in elk geval als een passen van
vormen.
De geest van voedsel, muziek, schilderijen, romans, speelfilms en alle andere
kunsten is ook gelegen in een passen van vormen bij elkaar, en in het passen
bij onze vorm natuurlijk ook; water past perfect bij een droge tong zoals
muziek onze ziel streelt. Dus we zien niet alleen passen van vormen, maar
horen, ruiken, proeven en voelen ook passende vormen. En ons begrijpen is dan
een inzien, in geluid, smaak of geur, een zien van wat in de leegte tussen de
vormen speelt, het passen, de werkingen.
En passen de vormen perfect, dan spreken we van mooi, gezond, comfortabel,
lekker en kwaliteit in het algemeen. Maar goede kwaliteit, een perfect passen,
is ook waarachtig. Hoe beter de schoen past, deste waarachtiger is het een
schoen. En omgekeerd, als dingen niet goed bij elkaar passen, terwijl het de
bedoeling is dat ze juist wel goed bij elkaar passen, dan is dat gebrek aan
kwaliteit ook een onwaarachtigheid. Dus een waarde-oordeel kan wetenschappelijk
waar zijn. Maar dat is een ander hoofdstuk van de filosofie (zie ook deel 13.
van dit essay).
Geest en idee kunnen nu worden gedefinieerd als passen van vormen, als de
relaties in de natuur, als de werkingen ook. En kwaliteit kan worden
gedefinieerd als de mate van perfectie in dat passen van vormen bij elkaar.
Kwaliteit is zowel objectief als subjectief. We houden niet allemaal van
dezelfde melodie, zoals we ook niet allemaal dezelfde schoenen passen. Niet
alleen ons lichaam maar ook onze geest heeft een specifieke vorm en daarom
passen we niet allemaal bij dezelfde melodie.
5. Ons verstand als zintuig voor
geest
Stel je ei-vormige wezens voor zonder benen en voeten, die zich over de
oppervlakte van hun planeet bewegen stuiterend als een bal, wezens met een
verstand als dat van ons. Dat zijn dan mensen maar geen aardse mensen. Die
wezens zullen dan niet eenvoudig onze schoen of fiets begrijpen. Ze zullen de
inwendige werking van onze fiets begrijpen, ze zien dan vormen die bij elkaar
passen, maar ze zullen niet de bedoeling van onze fiets en schoen begrijpen.
Een schoen is niet meer dan een doos voor hen, een eigenaardig gevormde
doos.
Ze moeten eerst onze aardse lichaamsvorm kennen, pas dan zullen ze onze schoenen, broeken, stoelen, fietsen en andere gebruiks-artikelen begrijpen. Dus begrijpen is dan zien dat vormen bij elkaar passen. Een ding begrijpen is dat ding kunnen plaatsen, kunnen situeren. Als je een onbekende vorm ziet en je kan die vorm niet in verband brengen met een of andere erbij passende vorm, dan begrijp je dat ding niet.
Dit betekent ook dat een fiets of schoen niet objectief een fiets of schoen
is maar relatief, alleen voor wezens met een lichaamsvorm als die van ons. En
hetzelfde geldt voor bloemen, vogels en alle planten en dieren. Ze kunnen
alleen dan werken, dus zijn als bloem, vogel enzovoort in omstandigheden als op
aarde. Dus een bloem is ook niet objectief een bloem maar slechts relatief, in
aardse omstandigheden. De vormen moeten passen.
Alleen de wiskundige afmetingen van een schoen of bloem zijn objectief. Maar
als je dan zo'n vorm een schoen of bloem noemt, geef je een relatief oordeel.
De drie-eenheid schoen-passen-voet is dan weer wel 'objectief', ook een
waarachtig passen voor die ei-vormige wezens. Maar dan noem je een niet
materieel iets, het passen, objectief.
Volgens mij zijn de begrippen object en subject duistere begrippen en daardoor
verwarrend. Als je van objecten spreekt, geef je de indruk dat er iets als
absolute materie binnen de vormen aanwezig is, wat volgens de natuurkunde
duidelijk niet het geval is. Spreken van vormen is daarom veel beter omdat die
vormen alles zijn wat we weten en kennen. En in de wetenschap zouden we van
waarheid moeten spreken in plaats van objectiviteit; dat de schoen aan de voet
past, is in elk geval een waarheid al is het een relatieve waarheid. En hoe
beter het passen, deste waarachtiger het is.
Dus begrijpen is zien dat vormen passen. En begrijpen zelf is ook een passen
van vormen. In zekere zin begrijpen we de schoen met onze voet. We begrijpen de
schoen als we onze voet erin zien, en beter nog als we er met onze voet in
stappen. We begrijpen deze tekst als we zien dat de lettervormen bij elkaar
passen en bij de dingen die ze beschrijven, en bij de vorm van onze kennis
natuurlijk ook.
We begrijpen als we passen van vormen zien, dus als we de geest van de natuur
zien. Ideeën hebben, is fysische feiten zien. Geest is een fysisch feit.
Ons verstand ziet geest, altijd passende vormen.
Met onze gewone zintuigen zien, horen, proeven, ruiken en voelen we de vormen
zoals dieren dat ook doen. Met ons verstand als extra zintuig zien we bovendien
het passen van vormen bij elkaar. We zien een boomstam liggen op een helling of
drijven op het water, we zien een vogel in de lucht, we zien de deksel
klapperen op de pot met kokend water enzovoort.
Apen zien dan blijkbaar alleen maar afzonderlijke vormen. Wij zien bovendien
het passen van vormen bij elkaar, de werkingen van de werkelijkheid, het rollen
en drijven, dus het wiel en de boot, het vliegtuig in de vogel, de stoommachine
in de kokende pot, de camera in een oog, onze chemicaliën in de chemie van
de natuur enzovoort.
We zien ideeën in de natuur. Ons verstand kan worden begrepen als een
extra zintuig waarmee we zien wat in de leegte tussen de vormen speelt, altijd
een passen van vormen. Onze menselijke geest is een zien van geest.
Dus we hebben geen extra categorie nodig verheven boven lichaam en zintuigen.
We kunnen onze hersenen en onze geest op dezelfde manier begrijpen als waarop
we onze ogen en ons zien begrijpen. De hersenen zijn als het oog, het begrijpen
is als het zien. Het wonder is dan nog steeds hoe begrijpen, zien en leven in
het algemeen mogelijk is, maar het speelt in elk geval als een passen van
vormen.
In dat passen van vormen zien we ook harmonie en regelmaat, de wetten van de
natuur, (pi) bijvoorbeeld als relatie tussen de
omtrek en de middellijn van een wiel, of de lichtsnelheid c
als ruimte-tijd verhouding. Wetenschap is gewoon zien en in kaart brengen.
Die niet-materiële werkingen moeten dan natuurlijk ook in kaart worden
gebracht. Een rollende bal bijvoorbeeld is niet alleen maar die bal maar ook
een rollen. Het rollen is een fysisch feit dat zelfs eeuwig door zal gaan als
er geen wrijving was. Wat we oorzaak en gevolg noemen is vaak zo'n voortzetting
van een werking.
6. We zijn verschillende vormen en passen
daarom bij verschillende vormen
Met name in de filosofie van de geest speelt het lichaam-geest probleem een
fundamentele rol. Men begint dan met de werkelijkheid te splitsen in enerzijds
de fysische feiten in de materiële wereld inclusief onze hersenen, en aan
de andere kant de niet-fysische mentale beelden in onze geest. Je schept dan
een kloof tussen lichaam en geest en dan is het later moeilijk om die kloof
weer te overbruggen. Hoe komen we aan ideeën dan? Hoe weten we dat onze
ideeën waar zijn?
Er zijn dan ruwweg twee manieren om die lichaam-geest kloof te overbruggen en
in de eerste oplossing gaat men uit van een soort aangeboren ideeën of een
aangeboren wetenschappelijke vaardigheid in onze geest als een garantie voor
waarheid. Maar dat lost het lichaam-geest probleem niet op natuurlijk,
integendeel. Onze geest is dan als het ware bovennatuurlijk, en zet ons daarom
apart van de rest van de natuur, en dan is er niet alleen een lichaam-geest
kloof maar ook een mens-natuur kloof.
Vele filosofen van de geest kiezen daarom voor de tweede soort van oplossingen,
een fysicalistische oplossing waarmee wordt bedoeld dat alles natuurkunde voor
hen is, dus geest is ook natuurkunde. Er bestaan alleen maar natuurkundige
feiten voor die filosofen, onze hersenen zijn zo'n natuurkundig feit en ons
mentale beeld ook.
In deze fysicalistische kijk op onze geest lijkt er echter niet veel meer over
te blijven van de menselijke vrijheid en van de verschillen in meningen en
smaak die toch overduidelijk tussen mensen bestaan; we houden niet allemaal van
dezelfde melodie terwijl dat wel het geval zou moeten zijn als fysicalisten
gelijk hebben.
Het hangt allemaal af van wat je onder een fysisch of natuurkundig feit
verstaat, denk ik. Niet alleen voet en schoen of bout en moer zijn fysische
feiten, maar het passen, de relatie, is ook een feit. Het is een niet-materieel
feit, echter wel met een vorm, zoals ook het idee van de schroefdraad een vorm
is en zoals het immateriële veld van licht een vorm heeft, op zijn minst
van een golf. Al die vormen van passen van vormen zijn ook feiten en daarom
zien we niet allemaal dezelfde feiten.
Als twee mensen naar bijvoorbeeld een en dezelfde auto kijken, de een een
ervaren monteur, de ander een autoliefhebber zonder kennis van techniek, dan
zien ze inderdaad hetzelfde object maar verschillende feiten. Voor de
autoliefhebber zonder technisch inzicht is de motor maar één
duistere vorm. Voor de technicus echter is die motor een en al passen van
vormen.
We zijn niet allemaal afgestemd op dezelfde golflengten bij wijze van
spreken. En niemand is afgestemd op alle golflengten, lijkt mij. We zijn
allemaal verschillende lichaams- maar ook geest-vormen en we passen allemaal
het beste bij die andere vormen die bij onze eigen vorm passen.
Het is bijvoorbeeld heel goed mogelijk dat de autoliefhebber nooit een goede
monteur wordt, hoe hij ook zijn best doet. Die mechanische vormen passen dan
niet bij zijn eigen vorm. Hij heeft er geen oog voor. Maar misschien is hij een
goede muzikant en misschien zal de monteur nooit leren dansen. We hebben niet
alleen verschillende lichaamsvormen maar ook verschillende zintuigvormen en ons
verstand is ook een zintuig.
Dus ook volgens mij is alles een kwestie van natuurkundige feiten. Maar geest
is ook een feit. En ons zien en voelen van geest is ook een fysisch feit, een
passen van vormen.
7. Kleur en het
kennis-argument
Vooral in de filosofie van de geest zorgt het lichaam-geest probleem voor
problemen en puzzels, ik schreef dat al. Kleur is een van die problemen.
Eerst wat natuurkunde. Als we iets zien, dan zien we geen materie maar alleen
maar niet-materieel licht, een welbekend feit. Zichtbaar zonlicht bestaat uit
golven met verschillende golflengtes variërend van
±4x10-7 tot ±8x10-7 meter. De kortste
zichtbare golven zien we als violet, de langste als rood, mits je niet
kleurenblind bent. Alle kleuren bij elkaar geven wit licht.
Als we een kleur zien, dan zien we eigenlijk een interactie, een wisselwerking.
Een groene rijpende tomaat bijvoorbeeld absorbeert (consumeert) de rode golven
en het weerkaatste licht mist daarom die rode golven, met een groen uiterlijk
van de tomaat tot gevolg. Dus rode golven zorgen blijkbaar voor rijping. Een
rijpe tomaat echter heeft dat rode rijpende licht niet meer nodig en kaatst het
daarom terug met als gevolg een rode verschijningsvorm van de tomaat.
Maar waarom zien we een lange golf als rood en een kortere golf als blauw? Ik
bedoel, als objectief natuurkundig feit is er alleen dat verschil in lengte!
Kleur is als muziek. Klanken zijn ook alleen maar golven met verschillende
lengtes. Waarom ervaren we muziek en kleur in lengtes?
Waar is de kleur? Is het daar op de tomaat of bestaat het alleen maar in onze
geest? Voor traditionele lichaam-geest, object-subject of materie-idee
filosofen is iets ofwel een materieel feit ofwel een niet-materieel beeld in
ons verstand. Kleur is ofwel daar op het ding ofwel in ons verstand.
Maar feitelijk speelt er iets tussen, het zien als inkleuren, het horen als
klank kleur geven. We doen hetzelfde met alles. Voedsel bijvoorbeeld is ook
alleen maar lengtes bij wijze van spreken, moleculen met een afmeting en
dergelijke. Wij mensen kleuren die afmetingen echter met smaak en geur. Wij
zien 'muziek' in allerlei soorten passen van vormen. We zien harmonie in
lengtes en tijdsduren, harmonie in ruimte en tijd, en we genieten veel meer van
die harmonie dan elk ander wezen. Dus kleur is een dynamisch kleuren en kleuren
is een feit. Dat immateriële kleuren is een fysisch feit.
Dit is ook de oplossing voor wat het 'kennis-argument' (knowledge argument)
wordt genoemd in de filosofie van de geest. Dat kennis-argument is bedacht door
filosofen die geen vrede hadden met de fysicalistische oplossing van het
lichaam-geest probleem. Voor de fysicalisten is alles natuurkunde, onze geest
dus ook. Onze geest zou dan uiteindelijk in natuurkundige formules te vatten
moeten zijn. Voor de bedenkers van het kennis-argument is de geest echter meer
dan alleen maar cijfers.
Zij bedachten daarom, als gedachten-experiment, een kleurenblinde (eigenlijk
kleur-geblindeerde) wetenschapper die alle natuurkundige feiten over kleur en
kleuren-zien had geleerd, dus zonder echt rood of blauw te kennen.
Plotseling geneest die wetenschapper dan van haar kleurenblindheid zodat ze
voor de eerste keer in haar leven echt ziet wat rood is. Ze leert dan een nieuw
feit, terwijl ze al alle natuurkundige feiten kende.
Dus natuurkundige feiten zijn niet de enige feiten, was het argument. Rood zien
is een feit, maar blijkbaar geen natuurkundig feit, en geest is daarom meer dan
alleen maar natuurkunde; geest is meer dan alleen maar object.
De fysicalisten kwamen toen natuurlijk met allerlei tegenargumenten “roodheid
is geen feit“ bijvoorbeeld “maar slechts een interpretatie van een feit“ en het
gevolg is nog steeds een schijnbaar eindeloze discussie.
De oplossing is gelegen in zien dat de immateriële werking zien zelf ook
een natuurkundig feit is, als elk passen van vormen. Nadat ze is hersteld van
haar kleurenblindheid heeft de wetenschapper zelf een nieuwe vorm, die nu ook
past bij kleuren. Haar geest en zelfs haar hersenen hebben een nieuwe vorm, die
nu ook de kleuren beseft.
De wetenschapper in het kennis-argument was eigenlijk niet kleurenblind maar
van kleuren geblindeerd; ze groeide op en studeerde in een zwart-witte kamer
met alleen maar zwart-witte dingen, zwart-witte plaatjes en zwart-witte tv- en
computer-beeldschermen. (Hoe zit het dan met spiegels? Eigenlijk is de situatie
in het gedachten-experiment alleen maar mogelijk als het licht in de kamer uit
alleen maar grijze golven bestaat en kan dat?) Maar in elk geval zag de
wetenschapper nooit kleuren totdat ze bevrijd werd uit haar zwart-witte
kamer.
Maar ook dan is de verklaring gelegen in een nieuw passen van vormen, een nieuw
fysisch feit. Het ontmoeten van de kleurrijke buitenwereld is dan het ontmoeten
van nieuwe vormen, nieuw licht met name, en zo een nieuw passen van vormen is
een nieuw fysisch feit.
We kunnen ook denken aan een astronaut die is opgegroeid met alleen maar
ruimte-voedsel, smaakloze brandstof als voedsel als het ware. Als hij dan voor
het eerst gebakken eieren met spek ruikt, dan ervaart hij een nieuw fysisch
feit, een nieuw passen van vormen. Het plaatje in zijn verstand zal dan ook
veranderen, zijn verstand zal een nieuwe vorm hebben, die nu ook past bij reuk
en smaak.
Dus fysicalisten hebben deels gelijk als ze zeggen dat alles een kwestie van
natuurkundige feiten is. Maar ze hebben ongelijk als ze zeggen dat alleen
objectieve materiële feiten natuurkundige feiten zijn. Het
immateriële zien, het horen, het proeven, het ruiken en zelfs ook het
begrijpen zijn ook natuurkundige of fysische feiten, net als elk passen van
vormen.
Ik geloof dat filosofen die kennis-argumenten en dergelijke verzinnen, niet
kunnen instemmen met zien van onze menselijke geest als alleen maar een
passieve machine, en wat dat betreft ben ik het met hen eens. Zij willen onze
menselijke vrijheid en creativiteit verdedigen. In deze relationele kijk is die
menselijke vrijheid ook gegarandeerd. We zijn allemaal verschillende vormen en
passen daarom ook bij verschillende vormen. We kunnen onze eigen vorm ook
veranderen, vooral de vorm van onze geest, ons verstand. We kunnen leren ons
aan te passen. Onze geesten kunnen worden gevormd.
8. Één
geest
Het passen van vormen speelt altijd in de leegte, en een atoom is voor meer dan
99,99 procent leeg. Ons lichaam is daarom ook bijna helemaal leeg.
We zien en voelen die leegte echter niet omdat onze zintuigen daar als het ware
te grof voor zijn. Desalniettemin is die leegte een feit en elke leegte staat
ook in verbinding met elke andere leegte. Er is maar één leegte.
Vergelijk het met de achtergrond van deze tekst; alle lege ruimtes tussen en
zelfs ook binnen de letters vormen slechts één leegte. Er is dus
maar één leegte die alles doordringt, en in die ene leegte spelen
zich alle werkingen af, van schroeven tot Elektra.
Wij zien wat er in die leegte speelt, het passen van vormen en dan begrijpen we
de dingen en hun werkingen. En dat zien is zelf ook een passen van vormen,
zoals leven in het algemeen speelt als een passen van vormen; onze voeten
passen bij de grond, onze ogen passen bij het licht, onze oren passen bij
geluid enzovoort.
En binnen ons lichaam is het precies hetzelfde, bloed past in aderen, lucht
past in longen, voedsel past in de maag, beenderen passen in gewrichten
enzovoort. En signalen passen in zenuwen zoals herinneringen in hersenen
passen, altijd als een passen van vormen. En al dat passen van vormen, binnen
en buiten, speelt in een en dezelfde leegte.
Dus de ideeën die we in de natuur zien, altijd een passen van vormen,
worden ook in onze geest opgeslagen als een passen van vormen; in elk geval
niet in de protonen en elektronen zelf maar in wat tussen hen speelt, chemie en
Elektra.
Hoe precies wordt die informatie, dat beeld, opgeslagen in ons verstand? In elk
geval als een passen van vormen. Misschien in de vorm van een holografisch
beeld? Een hologram is een soort foto, een stuk karton bijvoorbeeld, waaruit
een drie-dimensionaal beeld van een voorwerp naar buiten lijkt te komen, net
echt. Maar als je door een microscoop kijkt naar een holografische foto van
bijvoorbeeld een auto, dan zie je niet die auto maar alleen maar concentrische
ring-patronen, cirkels dus. Vergelijkbaar met wat je ziet aan de oppervlakte
van een aanvankelijk rimpelloos meer nadat je er een aantal stenen in hebt
gegooid; elke steen veroorzaakt dan een ringvormig patroon van golven dat zich
uitbreidt over de oppervlakte, en de patronen gaan elkaar ook beïnvloeden.
Zo ziet een holografische foto eruit. En misschien is dat ook de manier waarop
onze hersenen onze herinneringen bewaren, als een golfpatroon dus. Nieuwe
informatie is dan als een nieuwe steen in het meer die op den duur invloed
heeft op het gehele patroon. Dit artikel is bedoeld als een grote steen.
Met onze geest verkeren we in de geest van de natuur, één geest
die alles doordringt. We kunnen verkeren in de leegte in de buitenwereld maar
ook in de leegte in de binnenwereld in ons lichaam en hoofd, en we zien altijd
een passen van vormen. En daar in de leegte bestaat geen grens tussen binnen en
buiten, dus u en de wereld. Er is maar één leegte,
één geest. En die leegte is altijd en overal gevuld met licht of
Elektra.
9. De relationele kijk als spirituele
kijk
Licht is zeker iets maar het is niet materieel; een vacuüm is ook gevuld
met allerlei soorten elektro-magnetische straling, radiogolven bijvoorbeeld
vanuit de gehele wereld. Die golven zijn immaterieel maar hebben wel een vorm.
En onze ontvangers, versterkers en luidsprekers transformeren dan die
immateriële golfvormen tot muziek en ander geluid. De radio materialiseert
dan de immateriële golfvormen. En zonne-energie, licht dus, kan dan de
drijvende kracht zijn; licht materialiseert dan zichzelf. Idee wordt dingachtig
helemaal uit zichzelf, als u begrijpt wat ik bedoel. Licht creëert.
In het begin was er alleen maar licht op aarde, nog zonder bloemen en ogen dus.
Nu hebben we een veelheid aan verschillend gevormde bloemen en ogen. En al die
verschillende vormen hebben één ding gemeen, ze passen allemaal
bij een en hetzelfde aardse licht.
Dus het niet-materiële relationele fenomeen licht bepaalt, tezamen met
andere immateriële krachtvelden (zwaartekracht bijvoorbeeld), de vormen
van alle ogen en bloemen op aarde. Licht is ook verantwoordelijk voor
temperatuur en andere weers-omstandigheden, en die omstandigheden bepalen
eveneens de vormen van de aardse natuur. De immateriële 'noodzaak om te
passen' bepaalt de vormen dan, inclusief de vorm van de mens. Idee bepaalt
vorm.
En al onze gebruiks-artikelen moeten eveneens op een dergelijke spirituele
manier worden begrepen. Het is de noodzaak om bij ons lichaam te passen die de
vormen van al onze kleren, voertuigen, meubels, werktuigen, boeken,
beeld-schermen en andere cultuur bepaalt. Ook hier bepaalt idee de vormen. Er
is eerst een idee, daarna gieten we materiaal in vorm.
En als het gaat om de drie-eenheid proton-Elektra-elektron, dan is het volgens
mij precies hetzelfde. Zoals in de drie-eenheid bout-schroeven-moer, waar de
immateriële werking schroeven, ofwel het idee van de schroefdraad, de
vormen van zowel bout als moer bepaalt, is het ook het niet-materiële
Elektra dat de vormen van proton en elektron bepaalt. En zo'n fundamenteel
deeltje is dan volgens mij niets meer dan vorm, ruimte-vorm. Maar dat is fysica
of natuurkunde (zie ook deel 14. van dit artikel).
10. Licht als geest; in het begin was er
licht
Enkele woorden over licht alhoewel licht eigenlijk 'behoort' tot de natuurkunde
en niet tot de filosofie. Licht is niet materieel en in een materie-idee of
object-subject kijk op de werkelijkheid past licht daarom niet in de categorie
materie of object.
Dan is de categorie idee, subject of geest nog over, maar idee of geest wordt
op dit moment niet beschouwd als een fysisch of natuurkundig feit. Het wordt
een fysisch feit echter als we het immateriële passen van vormen, de
werkingen, de relaties in de natuur, als feiten gaan zien. Dan kan licht of
Elektra ook geest of idee worden genoemd. Het speelt in elk geval als een
passen van vormen, als een relateren, als een immaterieel fysisch feit.
Dus een paar woorden over licht. Veronderstel dat de op zich al erg hoge
snelheid van het licht almaar hoger en hoger wordt en uiteindelijk oneindig
hoog? Dan worden de afstanden in de kosmos maar ook binnen atomen en binnen ons
lichaam almaar korter en korter en uiteindelijk oneindig kort. En dan lost
alles op in het niets. Zonder afstanden is alles echt één, en
maar 1 ding zonder nog iets anders, zonder omgeving bijvoorbeeld, is niets.
Zo'n oneindig snel licht heeft geen tijd nodig om ruimte te overbruggen en dan
bestaan ruimte en tijd ook niet. Vul gewoon maar
(oneindig) in voor de lichtsnelheid c in de natuurkunde en er
blijft niets meer van de natuurkunde over dan nullen en oneindigheden.
Zo'n oneindig snel licht heeft eigenlijk geen vorm. Licht moet eindig snel zijn
om een vorm te kunnen hebben, een eindige golflengte bijvoorbeeld. En alleen
dan ook heeft ruimte een vorm, bezien in dat eindig snelle licht. En een atoom
is dan volgens mij niets dan ruimte-vorm, binnen-ruimte (protonen en
neutronen), grens-gebeuren (elektronen) en buiten-ruimte (het veld van licht).
Een buiten-omvat-binnen drie-eenheid. Maar dat is natuurkunde.
Het is in elk geval een feit dat de lege ruimtes tussen en binnen de dingen zeer fundamenteel zijn; daar vinden we alle werkingen van de werkelijkheid. Zouden bout en moer, proton en elektron of man en vrouw echt helemaal één zijn, dan zou dat ene ding niet werken. Er moet leegte bestaan, afstand, slechts dan is werking mogelijk. En voor een oneindig snel licht bestaan er geen afstanden.
11. Het waarom van ons
verstand
Waarom hebben we eigenlijk een verstand? Waarom zijn we niet gebleven als apen?
Dat is natuurlijk een andere vraag maar wel een verwante vraag.
In de eerste plaats wil ik dan wijzen op het feit dat een wezen zo naakt als de
mens iets als een verstand nodig heeft om te kunnen overleven. Ik bedoel, de
meeste dieren, alle dieren volgens mij, hebben overlevings-technieken vast aan
hun lichaam als vachten en schilden als bescherming, hoeven, klauwen en snavels
als werktuig, vleugels als voertuig enzovoort. En als dieren naakt zijn als
slangen, kwallen en slakken dan gebruiken ze vaak chemische of
elektro-magnetische technieken om te kunnen overleven als gif spuiten, schokken
geven, schutkleuren aannemen en dergelijke. Of de dieren zien eruit als een
blad of als een tak, ook een techniek om te kunnen overleven.
Een mens echter is nog steeds als de foetus, zonder enige bescherming, niet
eens een vacht. Dus om te kunnen overleven moeten we die overlevings-technieken
zelf maken, en om dat te kunnen doen, hebben we iets als een verstand nodig dat
dan die technieken in de natuur ziet, altijd als een passen van vormen. We zien
dan een jas of deken in een vacht, een plank in bomen enzovoort. Dus een naakt
lichaam heeft een verstand nodig; velen van ons zouden morgen bevroren zijn als
we vannacht ineens allemaal ons verstand zouden verliezen.
Maar er is meer dan. We zien niet alleen het nut van wat er tussen de vormen
speelt maar ook de schoonheid van die relaties. We genieten van harmonie als de
vormen goed of zelfs perfect bij elkaar passen.
Het lijkt mij toe dat de mens een logische stap is in de evolutie van de
natuur, en dan kijk ik naar de natuur alsof het een kunstwerk is, gemaakt door
een kunstenaar. Als we naar de natuur kijken, dan zien we veel harmonie en
schoonheid. Het is duidelijk georganiseerd, je lichaam bijvoorbeeld. Alsof er
over is nagedacht.
Het is in elk geval een feit dat er nooit bijvoorbeeld een auto zal ontstaan
door alle onderdelen in een kist te doen en dan te schudden, en dat is helemaal
onmogelijk als je die onderdelen ontleedt tot ruw materiaal. Dan zou het een
wonder zijn als er ineens toch een werkende auto verscheen, puur toeval. En
voor mij zijn bloemen als het lichaam van de vrouw geen toeval maar op de een
of andere manier gepland. Dat is dan mijn God, mijn geloof, in de organisator,
de artiest, de grappenmaker ook.
En als iets goed georganiseerd is, een goud-atoom bijvoorbeeld of een menselijk
lichaam, dan is het ook mooi of lekker.
Voordat de mens er was, was er eigenlijk geen enkel schepsel dat echt genoot
van die harmonie. Vele dieren verzwelgen hun prooi in maar een hap en lijken
niet echt te genieten van de schoonheid in de natuur. Schoonheid is dan
zinloos.
Om genieten mogelijk te maken, is er iets als een menselijk verstand nodig. Dat
verstand ziet dan wat er in de leegte tussen de vormen speelt, het passen bij
elkaar, harmonie ook in dat passen. Dan is God niet meer de enige die er van
geniet. Dat is wat ik bedoel met een logische stap in de evolutie. God is dan
een artiest die de natuur schept als een vorm van kunst, en later de mens
schept als toeschouwer en genieter van die kunst.
Ons verstand maakt ons tegelijkertijd ook vrij. Alle planten en ook dieren zijn
gebonden aan beperkte omstandigheden en dat komt door de technieken die vast
aan hun lichaam zijn verbonden als vleugels, klauwen, hoeven, schilden, vachten
enzovoort. Dus een vogel is niet echt vrij maar gebonden aan de lucht. Stel je
maar eens voor een mens te zijn in het lichaam van een vogel? Je bent dan een
gevangene.
Alleen de mens is echt vrij. Met ons verstand zien we al die verschillende
overlevings-technieken in de werkingen van de natuur en dan maken we onze eigen
technieken voor allerlei omstandigheden. We kunnen dan ook leven als een vogel
in de lucht of als een vis in het water, en we zijn dan tevens sterker en
sneller dan elk ander dier.
Dus ons verstand maakt ons vrij, en naakt zijn is dan erg handig. Zelfs een
vaste vacht zou door ons als overbodige ballast worden ervaren omdat ons
verstand eigenlijk al onze vacht is, de software of bouwtekening van allerlei
soorten kleding en andere bescherming. Dus om vrij te kunnen zijn, heb je niet
alleen een verstand nodig maar ook een naakt lichaam. Het zou in elk geval erg
wreed zijn van Moeder Natuur als ze een mens zou scheppen in het lichaam van de
vogel. Ons uitgekleed zijn tot puur naakt bestaan is daarom geen zwakte of
gebrek, maar juist onze kracht.
Voor genieten in vrijheid, zo is een mens gebouwd en gevormd, en ik denk daarom
dat dat ook het doel is van mens zijn. En echt genieten is dan altijd genieten
van de harmonie in de natuur. Echt genieten is lichamelijk, een strelen van de
zinnen, ook als het onze hogere kunsten betreft.
Ons verstand is dan slechts een instrument, en we moeten ons verstand daarom
niet overschatten. En ook wetenschap is niet meer dan een kaart en zeker niet
het hele gebied. Met name de niet-materiële relaties vinden we niet op de
kaart. Die relaties, de geest van de natuur, kunnen we alleen ervaren in het
echte gebied, door ze te ondergaan. En onze geest is dan slechts een zien en
voelen van geest.
12. Materialisme als oorzaak van dualisme;
nieuwe wetenschappen van werkingen
“In het Westen is ons uitgangspunt dan vaak een denken in tegengestelde
categorieën“ dat schreef ik in het begin van dit artikel, en het gevolg is
dualisme en fragmentatie, verdeeldheid en tweespalt ook. En ik denk dat er een
nog diepere oorzaak bestaat van onze Westerse dualistische benadering van de
werkelijkheid, en dat is ons materialisme.
De werkelijkheid is vormen, de materiële dingen vormend, en passen van
vormen waar we alle immateriële aspecten van de werkelijkheid vinden
inclusief alle werkingen. In het Westen zien we dan de materiële dingen
als meest fundamenteel, en de werkingen zijn dan natuurlijk slechts gevolgen en
bijzaken. De fundamentele deeltjes produceren Elektra, dat denken we.
Maar feitelijk is het precies omgekeerd, dat hoop ik in dit artikel te hebben
aangetoond, dat het altijd om de werking draait, het immateriële passen
dat in de leegte speelt. Die werkingen bepalen ook de vormen van de
materiële dingen.
Maar zoals ik al zei, in het Westen zien we nog steeds die materiële
vormen als fundamentele bouwstenen. En daarom ook hebben we het totaal aan
wetenschap opgesplitst in verschillende wetenschappen door de materiële
dingen in soorten in te delen. Elke wetenschap bestudeert dan een bepaald soort
dingen, en fragmentatie en dualisme is dan natuurlijk het gevolg. Om
bijvoorbeeld het regenwoud als totaliteit te leren kennen, moet je eerst te
raden gaan bij heel wat verschillende wetenschappen; de meeste feiten zijn wel
bekend, maar niet op één plek, niet in één
wetenschap (van het regenwoud bijvoorbeeld).
Wij nemen de dingen als uitgangspunt in plaats van de werkingen, terwijl het
allemaal om die werkingen draait. En volgens mij is dat materialisme ook de
diepste oorzaak van het lichaam-geest probleem. Wij denken dat er iets bestaat
als objectieve duurzame materie of massa, dat dan alle andere aspecten van de
werkelijkheid veroorzaakt. Maar eigenlijk is er alleen maar vorm, ruimte-vorm.
Er bestaat geen echte materie, en materialisme in de zin van denken aan materie
als diepste oorzaak van alles is daarom onjuist.
We kunnen ons beter richten op de werkingen van de werkelijkheid, want het is
daar waar alles gebeurt, daar in de leegte. Ik kan me een betere verdeling van
het totaal aan weten over diverse wetenschappen voorstellen door namelijk niet
de dingen maar de werkingen in soorten in te delen. Een wetenschap van zien en
kijken bijvoorbeeld of een wetenschap van groeien en ontwikkelen. Zo'n
wetenschapper van kijken en zien wordt dan een beetje een natuurkundige en
arts, een beetje technicus en bioloog enzovoort, alles natuurlijk toegespitst
op kijken en zien. Specialisten hebben dan allen een globale dus wereldwijde
kijk op de zaak.
Ik denk ook dat zulke nieuwe wetenschappen van werkingen nodig zijn om echt
grip te kunnen krijgen op de zeer fundamentele milieu- en sociale problemen
waar we nu mee te maken hebben. We kennen nu die problemen niet eens echt goed,
en zonder kennis van zaken is er geen oplossing.
13. Wetenschap en
politiek
Zulke wetenschappen van werkingen zijn dan ook minder waarde-vrij, meer
geëngageerd of betrokken bij wat er op de wereld allemaal gebeurt. Op dit
moment denken de meeste wetenschappers dat ze een waardevrije houding ten
opzichte van hun studie-onderwerp hebben, maar volgens mij is dat een grote
misvatting. Denk bijvoorbeeld gewoon eens aan een schoen. Alleen de wiskundige
afmetingen van de schoen zijn echt objectief en dus waardevrij. Maar als je dan
zo'n vorm een schoen noemt, dan spreek je een waarde-oordeel uit, omdat het
alleen maar een schoen is voor de aardse mensenvoet, zoals ook een bloem
slechts relatief een bloem is, namelijk alleen in aardse of vergelijkbare
omstandigheden. Het is het relatieve passen dat van die vorm een schoen of
bloem enzovoort maakt.
En dat passen moet dan meteen al een behoorlijk goed passen zijn. Hoe beter hij
past, deste waarachtiger is het een schoen. En omgekeerd, als het ding echt van
geen kanten aan geen enkele voet past, dan is het niet eens schoen maar gewoon
een rare doos of zak.
Voor schoen kunnen we dan ook lezen stoel, fiets, broek, maar ook school,
systeem van vervoer, en zelfs de maatschappij in zijn geheel. En als de fiets
of de maatschappij dan niet goed past, dan zijn die fiets en die maatschappij
ook wetenschappelijk gezien onwaarachtig.
Dus door ons te richten op de werkingen in plaats van op de dingen, zal de
wetenschap vanzelf meer betrokken raken bij wat er op aarde allemaal gebeurt,
met de natuur en met de mensen, tussen mens en natuur ook.
En het is ook eigenlijk om deze praktische problemen dat ik zoveel energie heb
gestoken in het ontwikkelen van deze relationele filosofie. Filosofie moet
praktisch zijn omdat leven zich afspeelt in de praktijk. En het eerste ding dat
je dan volgens mij als filosoof en als mens zou moeten beseffen, is dat je
geest of verstand slechts een werktuig is, een instrument, niet meer dan een
kaart, een middel dus en geen doel.
14. Relationele
natuurkunde
Ook de natuurkunde kent een soort lichaam-geest of object-subject probleem, met
name als het om de allerkleinste bouw-elementen van de werkelijkheid gaat als
elektronen en quarks. Alle dingen om je heen zijn te herleiden tot neutronen,
protonen en elektronen, en protonen en neutronen worden geacht te bestaan uit
quarks. Wanneer men onderzoek doet naar die allerkleinste deeltjes, altijd door
het werpen van licht erop, dan lijken die deeltjes soms plotseling in het niets
te verdwijnen om dan ergens anders even plotseling weer op te duiken, soms ook
tijdelijk in een andere gedaante. Verwante elektronen met een grote afstand er
tussen, kunnen ook op exact hetzelfde moment samen veranderen alsof er met een
oneindig hoge snelheid informatie wordt uitgewisseld, dus sneller dan via
licht.
In een materialistische kijk op de werkelijkheid, nog steeds de
overheersende kijk in het Westen, waarin dus de materiële deeltjes
beschouwd worden als het fundament, kunnen die quantum-fenomenen niet worden
verklaard. In deze vorm-passen-vorm kijk echter, waarin het niet-materiële
passen het fundament is, zijn die quantum-verschijnselen zelfs logisch.
Ik denk dat ons eindige licht constant deze meest fundamentele deeltjes schept
en herschept, dus vormt. Ik denk ook dat die meest fundamentele deeltjes
telkens maar een zeer kort leven leiden, echter voortdurend herhaald. Wat we
dan op dat quantum-niveau zien is die voortdurende geboorte en wedergeboorte
van die meest fundamentele vormen, voortdurend geschapen door ons eindige
licht. En als we dan dat relaterende en scheppende licht veranderen door extra
licht op de zaak te werpen, en dat doen we als we onderzoek doen, dan worden
die nieuwe deeltjes ogenblikkelijk hervormd passend bij dat nieuwe licht, die
nieuwe scheppende relatie.
Wat we de duurzaamheid van atomen, moleculen en dingen noemen, is dan als de
duurzaamheid van een woud of bos waarin de bomen de een na de ander sterven
terwijl het bos ongeveer gelijk blijft. We moeten volgens mij het idee van
objectieve duurzaamheid op geven om de quantum-verschijnselen te kunnen
verklaren.
Volgens mij is licht de fundamentele bouw-activiteit van onze werkelijkheid,
licht dat als gevolg van zijn eindige snelheid tijd nodig heeft om ruimte te
overbruggen, zodat ruimte en tijd betekenis krijgen. Een betekenis die er voor
een oneindig snel licht niet is. De dynamiek van licht is dan niet een snelheid
door de ruimte, als van een auto, geweerkogel of geluid, maar is een scheppen
van ruimte. En daarom ook is die 'snelheid' van het licht een constante. Zie
meer daarover elders op deze website.
15. Oost of West, Relationeel is
best
Het lijkt mij toe dat door deze relationele manier van kijken naar de
werkelijkheid, vele problemen een oplossing kunnen vinden. We zien dan het
immateriële passen van vormen als natuurkundig of fysisch feit, niet
materieel maar wel met een vorm. We zien dan ook, dat altijd als we het over
idee, geest of spirit hebben, we echte fysische feiten op het oog hebben,
immateriële feiten maar met een vorm.
Ik hou best van onze Westerse wetenschappelijke benadering omdat alleen de
feiten echt tellen. Maar geest is ook een feit.
Ik denk verder ook dat bijvoorbeeld Taoïsten Tao zullen herkennen in
wat ik passen van vormen noem. Want wat Tao ook verder nog moge zijn, het is in
elk geval een feit dat ook de yin-Tao-yang drie-eenheid een vorm-passen-vorm
drie-eenheid is. Dus zelfs Tao is nu een natuurkundig feit.
Dit betekent overigens niet dat we alles nu begrijpen. Zullen we ooit echt
begrijpen waarom geluiden muziek voor ons kunnen zijn? Zullen we ooit echt
helemaal begrijpen wat leven, Eros en Elektra zijn? Of gewoon zien? Of licht?
Misschien niet. Maar muziek en leven spelen in elk geval als een passen van
vormen, en als harmonie in dat passen. Ik denk dat dat alles is wat je er als
filosoof over kunt zeggen. De andere kwalitatieve aspecten zijn dan onderwerp
voor andere wetenschappen en voor dichters en dergelijke.
Van dualisme naar drie-eenheid, van tweespalt naar eenheid, ook dat is een
gevolg van deze relationele filosofie. Kloven worden dan bruggen. De mens is
dan weer terug in zijn oorsprong, midden in de natuur, met zijn lichaam dat nog
steeds als de foetus is en met zijn verstand als ook gewoon een natuurlijk
hulpmiddel. We zijn dan nog steeds bijzonder, de enige wezens met een echte
kijk op geest. Maar we zijn dan ook zeer natuurlijk, meer natuurlijk dan welk
wezen dan ook.
Jan Helderman, 19 augustus 2001