De Relationele filosofie deel III, over de werkelijkheid

III.1. Het quantumkarakter

Inmiddels weten we dat alle dingen in de werkelijkheid gemaakt zijn van ongeveer 100 verschillende soorten atomen. En er is zelfs nog meer eenheid in de werkelijkheid omdat al die verschillende atomen gemaakt zijn van slechts 3 soorten deeltjes, de neutronen en protonen in de kern en de elektronen rondom de kern. Dat zijn de duurzame deeltjes, de praktische bouwstenen .

Zouden die fundamentele deeltjes een soort biljartballetjes zijn, gemaakt van eeuwig ivoor, en zou een atoom een soort mini zonnestelsel zijn, dan zou men kunnen zeggen dat de natuurkunde tamelijk af is, voltooid.
Voor de praktijk werkt zo'n voorstelling van zaken ook goed en als middelbare scholier leer je ook de atomen te zien als een soort mini planeten- of zonnestelsels. En zelfs als je later scheikundige wordt of een praktisch werkzame natuurkundige, hoef je die simpele voorstelling van zaken niet veel bij te stellen.

Echter in werkelijkheid is er iets vreemds aan de hand met die fundamentele deeltjes. Ze gedragen zich niet als biljartballetjes, ze gedragen zich als iets wat we in de alledaagse werkelijkheid helemaal niet kennen, als iets wat op het eerste gezicht zelfs niet te begrijpen valt.
Om te kunnen zien hoe vreemd de fundamentele deeltjes zijn, kunnen we hun gedrag het beste vertalen naar de schaal waarop processen zich in onze alledaagse werkelijkheid afspelen.
Stel dat u een auto heeft die 150 kilometer per uur kan gaan, maar met de bijzonderheid dat de snelheid slechts in hele stapjes van 1 kilometer per uur groter of kleiner kan worden. Dus u kunt met uw auto 50 km/uur rijden of 51 maar niet 50,5 kilometer per uur.
Als je daar goed over nadenkt, dan realiseer je je dat zoiets eigenlijk onbegrijpelijk is. Immers het ene moment rijd je 50, en als je extra gas geeft, rijd je een oneindig kort moment later 51, vervolgens 52 enzovoort.
Het probleem huist in dat oneindig korte moment van overgang. Want als er geen tussentoestand bestaat, geen 50,3 of 50,6 km/uur, dan gaat de ene toestand in een oneindig kort moment over in de andere toestand.
In dat oneindig kort durende moment, moet je dus een oneindig hoge versnelling of acceleratie hebben ondergaan, en dus ook oneindig hoge G krachten hebben ondervonden. In dat oneindig korte moment moet je 'even' oneindig snel hebben gereden.
We zouden ook kunnen denken aan een maan die in sprongen van bijvoorbeeld 1 heel uur of een dag om een planeet wentelt, zonder dat die maan zich tussen beide toestanden bevindt, zonder dus ook de weg van de ene naar de andere toestand te hebben afgelegd.

Zo ongeveer kunnen we ons de verschijnselen voorstellen die natuurkundigen ontdekken als ze processen meten die zich afspelen binnen een zeer kort tijdsbestek en binnen een zeer kleine ruimte. Gewone alledaagse wetten als die van eerst een oorzaak en daarna een gevolg, gaan dan niet meer op.
En de continuïteit, de geleidelijkheid van overgangen, bestaat daar niet meer. In plaats daarvan meet men zogenaamde quantum-sprongen, waarmee wordt bedoeld de overgang van de ene toestand in de andere zonder tussentoestand .
Ook de zekerheid die we in de alledaagse werkelijkheid hebben over de exacte plaats en snelheid van dingen, verandert in onzekerheid als het om atomaire processen gaat. Als een agent met een radardetector constateert dat u op een bepaalde plek en op een bepaald tijdstip een bepaalde te hoge snelheid had, dan zal dat voor de rechter voldoende zekerheid opleveren om u te veroordelen.
Zou u echter een quantum-auto hebben, dan kon het best eens zijn dat u vrijuit gaat bij gebrek aan bewijs. De agent zegt dat u 60 reed. Maar u kunt bewijzen dat u op dat moment ook 50 reed, en ook ergens anders was.

Quantum-auto.

Zoals ik al schreef, in de praktijk, ook de praktijk van de wetenschap, is dat quantum-karakter van de werkelijkheid van weinig belang. Maar theoretisch of liever gezegd filosofisch gezien, is het toch wel interessant. Want als belangrijke zekerheden die we in de alledaagse werkelijkheid menen te hebben, eigenlijk in wezen niet bestaan, hoe moeten we dan de werkelijkheid begrijpen?

Overigens kennen we ook in de alledaagse werkelijkheid processen die een soort quantum-karakter vertonen, maar dan moeten we denken aan processen van de geest. Stel, u ziet een ingewikkeld lijnenspel waarin een tekening van een gezicht verborgen is. U kijkt en kijkt maar ziet het niet. En dan ineens ziet u het.
Ook dergelijke inzichten kunnen als het ware oneindig snel ontstaan, zonder dat er een tussentoestand is waarin u het half ziet of half begrijpt. Of stel dat u telefoneert met een goede bekende op de andere helft van de planeet. De woorden, de klanken, die u beiden uit, hebben dan tijd nodig, minstens de tijd die het licht nodig heeft. Maar uw wederzijdse begrip van elkaar heeft vaak niet eens een half woord nodig. U hoort meteen de angst, de zorg en dergelijke.
In de geest maken we dus vaak quantum-sprongen zonder tussentoestanden van half of een kwart begrip. En wellicht moeten we de atoomprocessen ook zo verstaan, als in eerste instantie geestelijke processen, of als iets wat daarop lijkt. Iets als meet-activiteiten, denk ik. Meten en gemeten worden, dat is alles wat er is, denk ik. Meten dat ook resulteert in maat en massa.

III.2. Materie, idee en andere grondbegrippen

Voor Westerse filosofen bestaat de werkelijkheid voornamelijk uit twee categorieën, aangeduid met de begrippen materie en idee, of lichaam en geest als het specifiek over de mens gaat. Ook de dualiteit van object en subject loopt parallel daarmee, alsmede het onderscheid tussen kwantiteit en kwaliteit.
We zien de werkelijkheid als een soort machine gemaakt van fundamentele bouwstenen. En naast of boven die machine bestaat er ook een niet materiële wereld van ideeën en kwaliteiten. En als een aspect van de werkelijkheid niet materieel is, dan is het idee-achtig voor ons.

Termen als materie en idee kunnen we grondbegrippen noemen en onder een grondbegrip wordt dan verstaan een begrip dat op eigenlijk alle aspecten van de werkelijkheid betrekking heeft .
Voor de filosofie is het handig, en zelfs wel noodzakelijk, om over goede grondbegrippen te beschikken, en die grondbegrippen zal men dan moeten bedenken.
Men ziet een veelheid aan verschijnselen, miljoenen verschillende levende wezens, miljarden dode dingen op aarde en in de ruimte, vaste stoffen, vloeistoffen, gassen en dampen, allerlei vormen van beweging, groei en verval, kringlopen en ontelbare andere processen. En vanaf het begin heeft de mens het idee gehad dat binnen of achter die veelheid een dieper liggende eenheid moet huizen.
Alles moet gemaakt zijn van dezelfde grondstoffen, dat was de gedachte of intuïtie die de eerste filosofen onder de mens al hadden. En dan moet je een begrip bedenken waarmee je die eenheid kunt aanduiden, het begrip stof bijvoorbeeld, of materie, of atoom of event. Of pixel als het de tekeningen op dit scherm betreft.

In het begin van de geschiedenis van de filosofie waren die grondbegrippen oppervlakkig. Vuur, lucht, water en aarde werden gezien als de fundamentele bouwstoffen van de werkelijkheid. Later in de geschiedenis hebben we meer en meer een dieper liggende eenheid ontdekt, met als gevolg dat ook de grondbegrippen abstracter werden, als materie, massa of atoom. Ook begrippen als ruimte en tijd kunnen we grondbegrippen noemen omdat, wat je ook bedenkt, het zich altijd zal afspelen in ruimte en tijd.

Zoals gezegd, de begrippen materie en idee of lichaam en geest zijn de voornaamste grondbegrippen in de Westerse filosofie. Echter een wetenschap als de natuurkunde moet eigenlijk niets hebben van begrippen als geest en idee. Met een begrip als materie kunnen ze daar wel uit de voeten, zij het dat men dan toch liever spreekt van massa. Echter een begrip als geest is te vaag, valt nauwelijks in termen van kwantiteit uit te drukken.
Toch hanteert ook de natuurkunde een begrip om het niet materiële van de werkelijkheid, want dat bestaat wel degelijk ook, uit te drukken en dan denk ik aan een begrip als krachtveld of gewoon veld. Er bestaan de materiële deeltjes, de protonen, neutronen en elektronen met name, en er speelt zich iets af in de leegte tussen die deeltjes, licht en elektromagnetisme bijvoorbeeld, en zwaarte als gevolg van de zwaartekracht. En er spelen zich ook nucleaire verbanden af als gevolg van de kernkrachten.

De grondbegrippen die de natuurkunde hanteert, deeltjes en velden, wijken dus af van de grondbegrippen die de filosofie hanteert, materie en idee.
Kunnen we grondbegrippen bedenken waarmee beide wetenschappen uit de voeten kunnen, zodat er gefilosofeerd kan worden over natuurkundige verschijnselen?
Ja lijkt me, en ik denk dan aan de begrippen deeltje en relatie.

III.3. Alles is relaties spelend tussen deeltjes

Over welk ding je het ook hebt en welk gebeuren je ook voor ogen hebt, altijd kunnen we dat ding of proces beschrijven, op een abstracte manier, door gebruik te maken van maar twee termen, twee begrippen, te weten het begrip deeltje en het begrip relatie.
Denk aan een fiets. Die bestaat uit deeltjes, onderdeeltjes als wiel en as, spaak en velg, velg en band, ketting en tandrad, zadel en stuur enzovoort. Verder spelen er relaties tussen die onderdelen, de moeren passen om de bouten, de banden om de velgen, de assen in de naven, de ketting om de tandraderen enzovoort.

De Fabike als relatiepatroon. Zie ook elders op deze homepage.

En de fiets als geheel is dan weer te zien als een deeltje op zich dat precies past bij de vorm van de mens. En ook de combinatie mens op fiets is dan weer te zien als deel op zich dat past bij de weg die de mens op zijn fiets volgt. En al die fietsers op al die wegen kunnen we dan ook weer zien als onderdeel op zich, als de aarde namelijk met alles erop en eraan die gerelateerd is met de maan en de zon.

Ook een levend wezen is een geheel dat bestaat uit relaties die spelen tussen onderdelen en hetzelfde geldt voor dat levende wezen vlak na zijn overlijden, zij het dat de relaties dan van karakter zijn veranderd. Leven als relatieleggend fenomeen is dan verdwenen, echter andere relatieleggende fenomenen als de elektromagnetische en scheikundige verbanden blijven dan nog even bestaan.

Alles is gemaakt van deeltjes, uiteindelijk de fundamentele deeltjes. Tussen die fundamentele deeltjes spelen relaties als de vier natuurkrachten. Want dat is de gemeenschappelijke noemer waaronder we die vier natuurkrachten kunnen brengen, ze leggen alle vier relaties tussen deeltjes. Ze overbruggen alle ruimte-tijd. Daaruit ontstaan de atomen en moleculen en de stoffen en andere scheikundige verbindingen. Daartoe beperkt zich de natuurkunde.
Op oppervlakkiger niveau spelen dan weer andere relaties als de levenskracht en Eros en daaruit ontstaat al het leven, de planten, de dieren, de mens en al die andere kleine levensvormen. Dat is het studieobject van de biologie en de daarmee verwante medische wetenschap.
En de mens is in staat om zelf relaties te ontdekken en nieuwe relaties te verzinnen, en daaruit ontstaan onze fietsen, computers, kunststoffen, schotelantennes en andere technische verbanden, het studieobject van de technische wetenschappen. Ook muziek en al onze kunstvormen zijn een uitdrukking van die door de mens gelegde relaties tussen deeltjes.

Wat je ook bedenkt, als ding of als gebeuren, altijd is het een relateren tussen onderdeeltjes, ook muziek, beeldhouwkunst, kookkunst, gedichten, romans en romantiek, filosofie enzovoort. Alles, materie en ideeën, speelt als relaties tussen deeltjes, altijd lijkend op wat speelt tussen bout en moer.

Elke relatie lijkt op de bout-moer relatie.

Als we die relaties tussen vormen zien, spreken we van begrip. Zien we bovendien harmonie in dat passen bij elkaar, dan spreken we van schoonheid, van goed, van gezond, van lekker, kortom van kwaliteit in het algemeen.

Het begrip kwaliteit is nu ook als het ware grijpbaar. Je kan de kwaliteit van bijvoorbeeld bout en moer voelen door beide partners te betasten en dan te zien dat ze perfect bij elkaar passen .
Niet elke kwaliteit is natuurlijk zo concreet grijpbaar en algemeen. Zijn de relaties in deze tekst goed? Dat hangt ook van uw instelling af. Wat klikt bij u, hoeft niet bij iedereen te passen en omgekeerd natuurlijk ook.

De begrippen deeltje en relatie zijn dus goede grondbegrippen. Je kunt er overal mee uit de voeten, in de kunst, in de filosofie, in de natuurkunde, in de biologie, in de technologie, in de sociologie en psychologie ook. In de menswetenschappen zijn mensen de fundamentele onderdeeltjes, terwijl relatiepatronen als de familie, de school, de fabriek en dergelijke vergelijkbaar zijn met atomen, moleculen en dergelijke.
Elk ding en elk gebeuren is een relatiepatroon tussen deeltjes, en de partjes zijn dan partners. Alles is een deel nemen, een deel uit maken, een delen ook.

Onder het begrip deeltje versta ik dan een deeltje van de ruimte, een deeltje dat een soort begrenzing kent. Dat hoeft dan helemaal niet te gaan om een materiedeeltje maar kan ook zijn een foton, een lichtdeeltje dus, of gewoon een lichtgolf of een geluidsgolf of een toon of klank. Een deeltje is iets dat een zekere begrenzing kent in ruimte en/of tijd. 'Een zekere' schrijf ik omdat het nu eenmaal een feit is dat echt scherpe grenzen nooit zijn te trekken. De grenslijn is dan zelf ook een eindig ding, met ook weer grenzen enzovoort. Scherpe grenzen bestaan alleen in de geest.

Het begrip deeltje is nu zo exact als mogelijk is gedefinieerd, als een begrensd ruimte-tijd deeltje. Dat begint met de fundamentele deeltjes, die atomen en moleculen vormen, die op hun beurt materialen vormen, waaruit dan weer de dingen en wezens worden gevormd.
Onder het begrip relatie versta ik iets wat tussen deeltjes speelt, of binnen het onderdeel als het zelf ook een relatiepatroon is, en waardoor de vormen van de deeltjes bij elkaar passen.

Het idee speelt achter het ding.

Het voorbeeld van bout en moer vind ik dan illustratief. De relatie speelt in de leegte, als een idee, het idee van de schroefdraad in dit geval, en doet bout en moer bij elkaar passen.
Bout en moer kunnen we dan vergelijken met man en vrouw, met Eros of de levenskracht als relatie. Of met proton en elektron met elektromagnetisme als relatie, ook spelend in de leegte want licht is zeker iets maar weegt niets, is niet materieel.
Deze drie voorbeelden symboliseren dan de gehele werkelijkheid, de natuur, het leven en de techniek.

Het begrip relatie is dus gedefinieerd als 'het passen van deeltjes bij elkaar'. Het begrip deeltje als 'ruimte-tijd deeltje'. Exacter kunnen deze begrippen niet worden gedefinieerd, lijkt mij. En nog grondiger grondbegrippen bestaan niet, lijkt me ook. En daar is ook geen behoefte aan.

We beschikken nu dus over twee grondbegrippen waarin we alles kunnen beschrijven, van kunde tot kunst, begrippen bovendien die concreet voorstelbaar zijn en in mijn ogen voldoende gedefinieerd.
Het begrip deeltje kan dan natuurlijk alle materiele aspecten van de werkelijkheid beschrijven, kan dus begrippen vervangen als materie, lichaam, object, kwantiteit enzovoort die in de traditionele Westerse filosofie worden gebruikt.
Het begrip relatie kan, in combinatie met het begrip deeltje als partner, elk ander aspect van de werkelijkheid beschrijven, niet alleen idee en geest en dergelijke maar ook de werking van dingen en het leven van levende wezens, alle kwaliteiten, het doel en de betekenis van dingen, onze gevoelens en al onze genietingen enzovoort.
We kunnen echt alles beschrijven als een relateren tussen partjes. En elke beschrijving is dan in zekere zin grijpbaar, als het idee van een bij elkaar passend bout-moer stel.

De relationele kijk kan dus echt een goede, bruikbare en nuttige vervanging zijn van de geest-lichaam manier van denken van de Westerse filosofie. Vele oude filosofische problemen vinden dan een eenvoudige oplossing .

Ook taal bestaat uit deeltjes, de letters en klanken als deeltjes, en relaties die tussen die letters en klanken spelen. We gebruiken naamwoorden om de deeltjes van de werkelijkheid en hun eigenschappen uit te drukken, terwijl elk werkwoord de uitdrukking is van een relateren. En die naamwoorden en werkwoorden vormen de basis van elke taal, naamwoorden gerelateerd door werkwoorden. Ken je van een vreemde taal de 100 meest gebruikte werkwoorden en de 1000 meest gebruikte naamwoorden, dan kom je een heel eind in dat vreemde land.

Met deze twee grondbegrippen, deeltje en relatie, kunnen we nu ook filosoferen over natuurkundige fenomenen, dus over de natuurkunde.

III.4. De relatie als fundament van alles

Relaties zoals die spelen tussen de bout en de moer, noemen we wel ideeën, het idee van de schroefdraad in dit geval, de gedachte erachter, achter bout en moer ook. Ook noemen we die relaties wel geest, bijvoorbeeld als we spreken van de geest van de techniek, of van de levensgeest.

De levensgeest op de geest van de techniek.

En hoe belangrijk zijn dan die niet materiële relaties? Zijn de relaties slechts bijproducten van de deeltjes? Zijn die niet materiële aspecten van onze werkelijkheid slechts een afscheidingsproduct van materie? Of is het precies omgekeerd en is alles in de werkelijkheid in eerste instantie niet materieel van aard?

Kijken we naar de bout en de moer, dan zien we dat de relatie die tussen beide onderdelen speelt van fundamenteel belang is. Dat idee van de schroefdraad was er zelfs het eerst, zoals ook het idee van de fiets, schoen of jas er eerst was en pas daarna het ding.
De relatie ertussen bepaalt ook de vorm van bout en moer.
De relatie geeft bout en moer betekenis.
De relatie zorgt voor de werking van het geheel.
Denk je die relatie weg, dan is de bout geen bout en de moer geen moer meer.

De relaties zorgen ook voor eenheid in de werkelijkheid, ze maken van kloven bruggen, zorgen ervoor dat tegenpolen in vorm, eenheden in de werking zijn. Het verschil is dan ook de overeenkomst. Immers kijk je naar bout en moer, dan zie je volstrekte tegenpoligheid in vorm, de bout is lang en bol, de moer is kort en hol, en wat de bout van buiten heeft, de schroefdraad, dat heeft de moer juist van binnen.
Er is dus een enorm verschil tussen bout en moer. Echter dat verschil is nu juist ook de overeenkomst. Zou die tegenpoligheid niet bestaan, of minder tegenpolig zijn, dan zou de overeenkomst ook minder zijn.
Dus hoe meer verschil, des te meer overeenkomst, in dit geval.

Verschil = overeenkomst.


Verschil = overeenkomst.

Het verschil is dus geen kloof maar een brug. Verschil = overeenkomst, een andere logica dan de Westerse logica.

En zo zijn vele verschillen die we in de werkelijkheid zien, geen kloven maar juist bruggen. Want overal in de werkelijkheid kom je paren tegen vergelijkbaar met bout en moer, paren die dan vaak weer partner zijn in een groter geheel, zoals het as-wiel paar past in de vork van de fiets en het vork-wiel paar weer past in het frame van de fiets.

Die in de leegte spelende relaties, die we vaak aanduiden als idee of geest, zijn dus van fundamenteel belang. Ze bepalen de vorm van de partners en hun betekenis. Ze zorgen voor de werking van de werkelijkheid. En ze zorgen er ook voor dat de werkelijkheid een eenheid is, één groot web van relaties tussen tegenpolige vormen als man en vrouw, bout en moer, schoen en voet, bloem en licht en uiteindelijk proton en elektron.
En in vele (eigenlijk alle) gevallen zijn die relaties, dus de ideeën, zelfs het fundament van de materiële dingen, in elk geval van hun vormen. Dat geldt zeker voor alle dingen die de mens heeft gemaakt. In de eerste plaats moeten onze hulpmiddelen passen bij de vorm van ons lichaam. Vervolgens moeten die producten ook passen bij de omgeving. Die relaties bepalen dan de vorm.
Eerst hadden we een idee, een relatiepatroon in ons verstand. Later kneedden we materiaal in vorm, zodanig dat de relatie ook echt kon werken. Ideeën zijn dan het fundament van de dingen.

Zo werkt ook de natuur. Als je al die bloemen ziet, al die ogen van dieren enzovoort, dan zie je ook de geest die er aan ten grondslag ligt, als een soort ingenieur, een geest van een ingenieur. Alle soorten ogen passen bij het licht. Die relatie bepaalt de vorm van alle ogen.
Zelfs als u het bestaan van zo'n Natuur-geest ontkent, kunt u niet ontkennen dat sommige relatiepatronen zeer harmonieus zijn. Goud en diamant bijvoorbeeld zijn niet alleen mooi aan de buitenkant maar ook van binnen. Onder een microscoop zie je echt harmonie in het relatiepatroon. En het is ook precies die harmonie, die ik de geest van de natuur noem.
Die harmonie is ook wiskundig. Edelgassen en edelmetalen hebben een zeer regelmatig gevormd elektronenpatroon als oppervlakte en daarom zijn ze onkwetsbaar. Harmonie betekent hier niet alleen schoonheid maar ook degelijkheid. Mooi is vaak ook goed.

De niet materiële relaties zijn dus duidelijk het fundament van onze werkelijkheid. Denk je al die relationele fenomenen weg, dan blijven slechts geïsoleerde deeltjes over zonder betekenis. Vormen als die van de schoen of bloem, zouden geen enkele betekenis hebben zonder relaties. Vormen zouden niet eens bestaan, omdat de vormen zelf het product zijn van een innerlijk relatiepatroon.
En zelfs protonen en neutronen, de kern van atomen, zijn geen biljartballetjes van een soort eeuwig ivoor, maar zijn zelf ook weer relatiepatronen waarin quarks de rol spelen van partner. En een quark, wat is dat? Het is zeker geen eeuwige materie, en dus moet het ook iets zijn als een niet-materiële relatie, een flux. Geen ding dat fluctueert, maar gewoon een flux van ruimte-tijd.

Is alles dan een kwestie van relaties tussen gewoon maar tegenpoligheid? Ja, denk ik. Wat zou dan die tegenpoligheid op zich kunnen zijn? Tegenpoligheid tussen iets en niets volgens mij, tussen onze eindige ruimte-tijd en de onderliggende oneindige ruimte van niets, tussen binnen-ruimte en buiten-ruimte ook .

Uitzetten en inkrimpen. Binnen- en buiten-richtingen.

III.5. De quantum-fysica

De niet materiële relaties, de achterliggende ideeën, zijn dus van fundamenteel belang. Zouden we alle relationele fenomenen in de werkelijkheid weg denken, dus de vier natuurkrachten, de levenskracht, de technische relaties in onze machines en andere constructies, dan zou alles als los zand uit elkaar vallen, ook de korrels van het zand.
En wat bleef er dan nog over? Vormloze stof zou je denken.
Echter zonder relationele verbanden zou dan het ene vormloze stofje niet bestaan voor het andere, zouden stofjes geen betekenis en functie meer kunnen hebben, zelfs geen gewicht of afmeting. Want ook om zoiets primairs als een afmeting te kunnen hebben, is een relatie nodig met een omgeving ten opzichte waarvan die afmeting dan bestaat. Massa bijvoorbeeld is alleen maar massa in een omgeving die minder massief is; massa vooronderstelt een relatie, massa is zelf al een gewicht.

Met andere woorden, de fundamentele deeltjes kunnen niet fundamenteel zijn, niet het fundament van alles. Deeltjes zijn slechts producten van relationele fenomenen, uitdrukkingen van relaties.

En dat is eigenlijk precies ook wat natuurkundigen ontdekken als ze onderzoek doen naar het heel kleine en daar dan stuiten op het quantum-karakter van de werkelijkheid. Zo'n fundamenteel deeltje leidt klaarblijkelijk geen bestaan onafhankelijk van de relaties waarin het partner is, maar wordt door die relaties als het ware voortdurend geschapen of in elk geval in zijn bestaan bevestigd. Ook het meten door de natuurkundige, wat altijd gepaard gaat met licht werpen op de zaak, is zo'n relationeel gebeuren met invloed op het te meten deeltje. Men kan dus nooit een objectief standpunt innemen ten opzichte van een deeltje.

En blijkbaar blijft er toch altijd iets als een herinnering achter, zodat de atomaire processen zich blijven afspelen in ongeveer eenzelfde gebied, in eenzelfde buurt als het ware. En vele kortstondige gebeurtenissen in eenzelfde buurt geven dan op grote schaal de indruk van langdurige duurzaamheid, de duurzaamheid van de atomen, moleculen en andere dingen in onze werkelijkheid. En die grotere dingen volgen dan als geheel de traditionele mechanica wetten waaraan we allen zijn gewend.

In andere bewoordingen: Op oppervlakkig niveau bepalen de relaties de vorm, de betekenis, de functie, de werking en het leven van de dingen en wezens. De stoffelijkheid van de materialen blijft echter gewoon bestaan als je al die oppervlakkige relaties weg denkt.
Maar op atomaire schaal, dus op het diepste niveau van onze werkelijkheid, bepalen de relaties zelfs ook de stoffelijkheid van de deeltjes. Blijkbaar is ook die stoffelijkheid van de fundamentele deeltjes niets meer dan louter vorm, louter betekenis. Blijkbaar is een elektron geen deeltje mét een lading maar alleen maar een lading, een spanning, een relateren. En een massa moet dan een gewicht zijn, iets relatiefs dus.

Wat is dan die vorm van een elektron of van een proton? Een elektron omvat, een proton wordt omvat, en wellicht is daarmee zo ongeveer alles gezegd over beide deeltjes. En omvatten en omvat worden zie je eigenlijk overal weer terug in de werkelijkheid, elke relatie heeft daar wel iets van weg.

Binnen- en buiten-ruimte. Buiten- en binnen-ruimte. Buiten- en binnen-ruimte. Binnen- en buiten-ruimte.

Wat wordt er dan uiteindelijk omvat en wat is er bezig met omvatten? Ruimte-tijd, denk ik. Binnen-ruimte versus buiten-ruimte, met grenzen ertussen, dat is onze werkelijkheid, denk ik.
Meer over dit onderwerp in de 'Natuurkunde / Fysica van ruimte-tijd'. Maar ook nu alvast wat natuurkunde.

III.6. In het begin was er licht

Dat relaties echt het fundament zijn, dat iets niet materieels ten grondslag ligt ook aan materie, dat blijkt ook uit de natuurkunde.
In de natuurkunde speelt het licht of liever gezegd de snelheid van het licht, aangeduid als c, een zeer fundamentele rol. Licht en meer in het algemeen elektromagnetisme is hét relatieleggende fenomeen bij uitstek in de natuur . En licht is zeker iets, maar het weegt niets, is niet materieel. Ook een vacuüm kan vol licht en andere elektromagnetische straling zijn.

Die lichtsnelheid kan men zien als de spin in het web der vergelijkingen, en c komt men daarom overal tegen in de natuurkunde, zij het soms verborgen in een andere grootheid.
In de wet van Coulomb bijvoorbeeld, die bepaalt of liever gezegd beschrijft hoe sterk het scheikundig / elektrische verband is in stoffen en dingen, speelt een natuurconstante een hoofdrol en dat geldt ook voor de vergelijkingen die de magnetische kracht beschrijven. En beide elektromagnetische natuurconstanten, en , zijn volledig afhankelijk van de snelheid van het licht c, volgens de vergelijking = 1/c2 van Maxwell.
Met andere woorden, zou die snelheid van het licht nul worden of juist oneindig hoog, dan zouden ook die elektromagnetische natuurconstanten een oneindige waarde gaan krijgen, wat dan weer tot gevolg heeft dat ook de elektrische aantrekkingskracht in atomen en moleculen, in levende wezens, machines en alle andere dingen, oneindig sterk zou worden of juist nul. En een mens of machine zou dan ofwel oneindig sterk worden samengeperst, in een nulpunt van niets, ofwel uiteen vallen tot niets.

Of denk aan de bekende formule E=mc2 van Einstein, waarin E de energie en c de lichtsnelheid is, terwijl m staat voor massa. Zou c oneindig groot worden of nul, dan had ook massa geen eindige waarde meer. En een oneindige massa is geen massa, zoals een oneindige afmeting geen afmeting is. Een ding moet grenzen hebben om ding te kunnen zijn en oneindigheid heeft geen grenzen.

En volgens de formule E=hf van Planck waarin E de energie van licht en f de frequentie van licht is en h een natuurconstante , zou licht een oneindige hoeveelheid energie gaan vertegenwoordigen als de snelheid, en dus ook de frequentie ervan oneindig hoog werd, en dat oneindige licht zou dan alles vernietigen.

Licht moet dus een eindig hoge snelheid hebben. Of in andere woorden, relaties moeten tijd duren, anders kan er niets bestaan. Zouden relaties geen tijd duren, dan bestonden er natuurlijk ook geen relaties. Dan zou alles echt 1 zijn, en slechts 1 ding zonder nog iets anders, is geen ding.
Dat geldt natuurlijk ook voor ons en onze relaties. We willen vaak een zijn, ons een voelen. Maar zouden we echt een zijn, dan zouden we niet meer iemand zijn. We moeten dus onze tegenpolen dankbaar zijn. We moeten ook alle afstanden dankbaar zijn, want zij maken ons tot iemand.

Trouwens ook als we gewoon maar fantaseren over een oneindig hoge snelheid van het licht, zien we dat er dan eigenlijk niets meer kan bestaan. In onze werkelijkheid heeft licht tijd nodig, ook al is het weinig tijd, en daarom kunnen we zeggen dat de maan betrekkelijk dichtbij is en de zon ook nog wel, terwijl sommige sterren duizenden lichtjaren ver weg zijn.
Maar stel nu dat de snelheid van het licht ineens oneindig hoog zou worden? Het licht dat waar dan ook in de kosmos ontstaat, zou dan ogenblikkelijk hier op aarde zijn en ook overal elders in de kosmos. Dan zouden die begrippen ver weg en dichtbij eigenlijk al hun betekenis verliezen. Trouwens ook verschil tussen verleden en nu zou dan niet meer bestaan, want hoe zou je dat dan moeten bepalen?
Stelt u zichzelf maar eens voor dat u oneindig snel kunt reizen, dus niet gewoon razendsnel maar echt oneindig snel. Dan bent u eigenlijk altijd overal en dus nooit eens ergens, ook niet in uw eigen lichaam eigenlijk. En begrippen als hier en daar of begrippen als gisteren en vandaag en morgen, hebben dan voor u geen betekenis meer.

En zelfs als uw bewustzijn, het licht dat u op uw omgeving werpt, oneindige dimensies zou krijgen, zodat u zich altijd evenzeer bewust bent van alle andere mensen als van uzelf, kunt u niet meer zeggen dat u specifiek in uw lichaam bent. Dan bent u nooit ergens, niet iemand, niemand.

Dus als gevolg van de eindigheid van onze lichtsnelheid bent u iemand en bent u ergens. Ons eindige licht maakt dat ergens, door hier van daar te scheiden, door er tijd over te doen.
In het begin was er dus licht, eindig snel licht. Voor dat begin was licht mogelijk oneindig snel en toen was er niets.

III.7. De relaties in de natuur als geest van de natuur

Die relaties in de natuur noemen we vaak idee of geest, het idee van de schroefdraad bijvoorbeeld, of het idee van de fiets of schoen, de gedachten dus achter die dingen. Of we spreken dan van geest, de geest van de techniek, de levensgeest enzovoort. We hebben dan altijd een relatie of relatiepatroon op het oog, vormen die bij elkaar passen.

En volgens mij bedoelen we altijd relaties als we het over geest of idee hebben. En dus is het verstandig om idee en geest gewoon te definiëren als de relaties in de natuur, en in onze cultuur ook (maar alles is uiteindelijk natuur).
Ik wil daarmee niet zeggen dat we begrippen als idee en geest niet meer moeten gebruiken. Ik probeer alleen die wat vage begrippen geest en idee wat meer grijpbaar te maken, meer tastbaar. Ik probeer geest en idee te definiëren, op een grijpbare manier.

Idee of geest speelt altijd in de leegte. Echter als we ons realiseren dat er dan altijd iets speelt als wat tussen bijvoorbeeld bout en moer speelt, dan wordt dat niet materiële toch ook een beetje grijpbaar, namelijk door zowel bout als moer te betasten, en te voelen dat beide vormen precies bij elkaar passen. Geest hebben we dan als het ware tastbaar voor ogen, en geest speelt dan gewoon in de natuur, niet erboven maar er tussen.

Het idee van de schroefdraad.
Het idee van de schroefdraad.De geest van de natuur.Het idee van de schroefdraad.
Het idee van de schroefdraad.

De mens blijft in deze relationele kijk een bijzonder wezen, het enige wezen op aarde dat in staat is om al die relaties in de natuur ook te zien, en dan na te bootsen in zijn overlevings-technieken .
Echter omdat geest nu iets is dat gewoon speelt midden in de natuur, als een passen van vormen bij elkaar, is de mens in de relationele kijk niet meer verheven boven de natuur, zoals onder andere Plato en vele andere Westerse filosofen dachten, maar staat gewoon met beide voeten en ook met zijn verstand midden in de natuur.

Met beide voeten en met het hoofd midden in de natuur.

Geest leeft in alle aspecten van de natuur, in de relationele fenomenen die spelen op al die verschillende niveaus in de natuur, van atomen tot sterren. Alles vinden we daar, kleuren, muziek, leven, de techniek, de natuurwetten, de wiskunde, schoonheid, gezondheid enzovoort. Het speelt altijd als een, al dan niet harmonieus, relateren tussen vormen, meer of minder grijpbare vormen. Dat is wat we echt bedoelen met geest of idee.

En onze menselijke geest is eigenlijk geen geest, maar een zien van geest. We hebben niet exclusief een geest in een voor de rest geestloze natuur. Ons specialisme is het kunnen zien van geest. Dat is ook wat Plato dacht. Echter zijn geest was boven-natuurlijk, terwijl mijn geest puur natuur is.

Wellicht was de snelheid van het licht ooit oneindig hoog, en toen was er geen tijd, geen ruimte en dus helemaal niets. Ooit echter is licht blijkbaar eindig snel geworden. Dat eindige licht had ineens tijd nodig zodat tijd toen ontstond. Op dat moment ook ging het tijd duren om ruimte te overbruggen zodat ook ruimte toen ontstond. Op dat moment ontstond er tijd en ruimte voor een eindige werkelijkheid. En daarin leven wij.

Wat is dan de fundamentele activiteit in onze werkelijkheid? Ik denk dat we een atoom moeten zien als een standpunt, een standpunt dat met eindige tijd- en ruimte-maten meet, de omgeving en dus ook zichzelf. Dat geheel van meten en gemeten worden met eindige tijd- en ruimte-maatstaven, dat is volgens mij in wezen onze werkelijkheid.

Een metend standpunt.

En voor alle duidelijkheid, zo'n standpunt heeft volgens mij in eerste aanleg nog geen massa, maar is iets als louter bewustzijn, eindig bewustzijn, louter meten met eindige ruimte- en tijd-maatstaven. Die activiteit van periodiek meten en gemeten worden, geeft het deeltje pas een massa. Massa is dan de neerslag van relaties, het product van eindig licht, een concentratie van beweging. Als je het veld van licht kan zien als een veld van gedachten, dan is massa als herinnering, terwijl een straal licht een gedachte is.
Wij, eindige standpunten, werpen een eindig licht op elkaar en daarom zijn we er. Zouden de maatstaven waarmee we elkaar meten ineens oneindig worden, dan ervaarden we niets.

En eigenlijk mogen we alleen die werkelijkheid van niets een objectieve werkelijkheid noemen, terwijl onze werkelijkheid subjectief of in elk geval relatief is, alleen een werkelijkheid bezien in ons eindige licht. En wellicht bestaat er nog steeds een oneindig snel licht, een als het ware goddelijk licht voor wie alles echt 1 is en dus niets. Wij eindige wezens kunnen dat oneindige licht in elk geval niet volgen, niet gedurende ons leven in elk geval.

Jan Helderman
eind 1999 - begin 2000
Fabiker.

Naar SiteMapVersie Fabc.nl
(als je deze pagina 'stand alone' ziet)