De Relationele filosofie, inleiding en samenvatting
Inl.1. De relatie als passen van vormen
In de Relationele kijk is de relatie de fundamentele bouwsteen van alles,
ook van materie. En met relatie, met relateren als activiteit, bedoel ik het
passen van vormen bij elkaar, zoals de schroefbout in de moer past en de schoen
aan de voet .
De werkelijkheid bestaat uit dingen met een vorm. De vorm van een ding verwijst
vaak, en eigenlijk altijd, naar een andere vorm die erbij past. Zo herken je in
de vorm van de stoel, de vorm van de mens in zittende houding, zoals je in de
schoen de vorm van onze voet ziet, en in de bril de vorm van ons hoofd met
neus, ogen en oren enzovoort.
En aan de vorm van vogels zie je dat ze bij de vorm van de lucht horen
waarop ze kunnen drijven, zoals de vorm van de vis verwijst naar het water
waarin hij als gegoten past, en zoals de bloem duidelijk is ontworpen als een
schotelantenne die zich kan richten naar en openen voor het licht.
Dat bedoel ik dus met relatie, simpel het passen van vormen bij elkaar. Je kan
dan altijd denken aan de bout en de moer met de (idee van de) schroefdraad die
als relatie in de leegte tussen de partners speelt.
In plaats van aan bout en moer kan je dan ook denken aan man en vrouw (met
Eros als relatie) of proton en elektron (met elektromagnetisme als relationeel
fenomeen) en deze drie voorbeelden symboliseren dan de gehele
werkelijkheid.
Inl.2. Samenvatting van de Relationele filosofie
Sommige filosofen hebben een spirituele kijk op de werkelijkheid, waarmee
wordt bedoeld dat ze iets als spirit of idee zien als het fundament van alles
. Zelfs materie is gevormd door en soms zelfs gemaakt van
geest, in die kijk. Maar wat bedoelt men dan met spirit, geest of idee?
In de relationele kijk wordt aangetoond dat altijd als we het hebben over geest
of idee, we relaties op het oog hebben die spelen tussen vormen, als tussen
schoen en voet, bout en moer, man en vrouw of proton en elektron.
Geest en idee worden dan als het ware grijpbaar en dan is het veel
gemakkelijker om aan te tonen en zelfs te bewijzen dat geest, dus de relatie,
inderdaad het fundament is van alles.
De gehele werkelijkheid bestaat uit materiële dingen (fundamentele
deeltjes uiteindelijk) met een vorm, en relaties die in de leegte tussen de
dingen spelen. Elk ding en elk gebeuren, ook ideeën, denken, voelen en
taal, kan worden beschreven als een relateren tussen deeltjes.
Al onze ideeën lijken op het idee van de schroefdraad dat tussen bout en
moer speelt. En dat idee is dan in zekere zin grijpbaar door zowel bout als
moer te betasten en dan te zien dat de vormen bij elkaar passen.
Die immateriële relaties zijn van fundamenteel belang. Ze bepalen de
vormen van de dingen, hun betekenis, hun functie. Ze zorgen er ook voor dat de
werkelijkheid werkt. De relaties maken van de werkelijkheid ook een eenheid,
zoals bout en moer een eenheid vormen.
Op een fundamenteel niveau bepalen die niet materiële relaties zelfs ook
de stoffelijkheid van de fundamentele deeltjes. Dat is het onderwerp van deel
III van de Relationele filosofie.
Omdat de vormen van dingen altijd verwijzen naar vormen die erbij passen, zijn
dingen op zich alleen volledig te begrijpen als je ook die erbij passende vorm
kent. Zouden wij een anders gevormd lichaam hebben, dan zou onze huidige stoel,
schoen, jas enzovoort voor ons geen nuttige betekenis hebben en dus geen stoel,
schoen of jas zijn.
De stoel, schoen of elk ander menselijk gebruiksvoorwerp is daarom ook niet
objectief een stoel, schoen enzovoort maar subjectief, alleen voor wezens met
de vorm van de mens. En een vogel, vis of plant is niet objectief een vogel,
vis of plant maar alleen relatief, alleen in omstandigheden als op aarde.
Dat, de manier dus waarop we begrijpen en het betrekkelijke van waarheid, is
het onderwerp van deel II van de Relationele filosofie.
In deel I komt niet de werking maar het doel van ons verstand ter sprake en dan
blijkt dat ons verstand eigenlijk gewoon een extra zintuig is waarmee we niet
alleen de vormen van de dingen zien maar ook de relaties tussen die vormen.
In die relaties zien we dan al onze technieken, zien we de wetten van de
natuur, zien we de wiskunde ook. En dat is de manier waarop we overleven, dus
door overlevingstechnieken te ontdekken.
Verder blijkt dat ons verstand erg goed past bij onze naakte lichaamsvorm.
Dieren hebben allerlei technieken vast aan hun lijf. Wij echter hebben ons
verstand waarmee we een jas zien in een berenvacht, een schoen in leer
enzovoort.
Ons verstand is als het ware al onze vacht, onze klauwen, onze vleugels, ons
wapen, ons onderdak. En daarom kan ons lichaam naakt blijven, nog steeds
lijkend op de foetus die we ooit waren. Naakt zijn is dan zelfs erg handig en
verstandig.
Al met al blijkt uit de relationele kijk dat de mens niet verheven is boven de
natuur maar eigenlijk het kerndier is, het al-dier ook, puur natuur.
En de relationele kijk leidt ook vanzelf tot een andere manier van denken over
en kijken naar de praktijk van alledag.
Jan Helderman
eind 1999 - begin 2000
|